Op 24 juni 2011 heeft de advocaat-generaal bij de Hoge Raad mr. L.A.D. Keus conclusies genomen in de zaken van de Staat tegen Essent (10/03851), Eneco (10/03852) en Delta (10/03853).

Het cassatieberoep van de Staat richt zich tegen een drietal uitspraken van het hof Den Haag van 22 juni 2010 (LJN BM8494, BM8495, BM8496). In die uitspraken heeft het hof op vordering van Essent, Eneco en Delta bepaald dat enkele artikelen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet onverbindend zijn omdat ze in strijd zijn met artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Achtergrond
Artikel 63 VWEU waarborgt het vrije kapitaalverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie onderling en tussen de lidstaten en derde landen.
De betrokken bepalingen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet gaan over het zogenoemde onafhankelijke netbeheer. Zij verbieden beheerders van elektriciteits- en gasnetten om deel uit te maken van een groep waarin ook commerciële energieactiviteiten (productie, handel en levering van energie) worden ontplooid.
Essent, Eneco en Delta hebben bezwaar tegen die wettelijke bepalingen, omdat zij niet willen dat hun concernonderdelen die zich met netbeheer bezighouden, van hun concerns worden afgesplitst (het zogenoemde splitsingsgebod). Volgens hen zijn de wettelijke bepalingen die onder meer verbieden dat netbeheerders aandelen houden in commerciële energiebedrijven en omgekeerd (het zogenoemde verbod van wederzijds aandeelhouderschap) en onderdeel vormen van een groep waarin andere dan infrastructurele activiteiten worden ontplooid (het zogenoemde verbod van nevenactiviteiten), in strijd met artikel 63 VWEU, omdat zij grensoverschrijdende investeringen belemmeren. Het Haagse hof gaf hun daarin gelijk. Lees meer

Bron: Rechtspraak.nl

Huis Advocaat Particulier

Huis Advocaat Zakelijk

Huis Advocaat Non Profit