De wet kent twee mogelijkheden om één of beide ouders de ouderlijke macht te ontnemen: door ontheffing van of ontzetting uit de ouderlijke macht. Ontheffing heeft plaats als de ouder wel voor het kind wil zorgen, maar daartoe niet goed in staat is. Onzetting gebeurt als de ouder misbruik maakt van de ouderlijke macht of als er sprake is van grove verwaarlozing van het kind. Tot ontheffing en ontzetting wordt door de rechtbank besloten op verzoek van de Raad voor de kinderbescherming of op vordering van de officier van justitie.