Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden waarvan de juistheid niet door de man is weersproken (met dien verstande dat hij stelt zich bereid te hebben verklaard om met de vrouw in overleg te treden over een redelijke vergoeding voor de door haar aan de woning aangebrachte verbeteringen, bij verkoop aan hem voor een bedrag van f. 225.000,-) kan naar het oordeel van het hof niet worden geconcludeerd dat de vrouw zich jegens de man niet overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid dan wel onrechtmatig zou hebben gedragen. Van een ongeoorloofde constructie is in de gegeven omstandigheden geen sprake. Evenmin is sprake van een onrechtmatige daad van [meerderjarige zoon] jegens de man. Het hof acht met name van belang dat sinds de totstandkoming van het echtscheidingsconvenant meer dan 17 jaar zijn verstreken en dat het logisch is dat in die 17 jaar de persoonlijke omstandigheden van de voormalige echtgenoten zijn veranderd zodat aan de oorspronkelijke intenties ten tijde van het sluiten van het convenant geen doorslaggevende betekenis meer mag worden toegekend.

Het hof acht verder van belang dat de vrouw aan de man redelijke voorstelen heeft gedaan om aan zijn wens – het verwerven van de eigendom van de voormalige echtelijke woning – tegemoet te komen.

Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BX8036