Verzoek van de moeder en de stiefvader tot beëindiging van het gezamenlijk gezag van de vader en de moeder over de minderjarige en bepaling dat de moeder samen met de stiefvader het gezag over de minderjarige zal uitoefenen. De vader van de minderjarige heeft kenbaar gemaakt dat hij uit zijn ouderlijk gezag wil worden ontheven en dat hij wil dat de moeder en de stiefvader gezamenlijk het gezag over de minderjarige zullen uitoefenen. De stiefvader zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek. Op grond van artikel 1:253t lid 2 BW kan een andere ouder, in dit geval de stiefvader, slechts worden belast met het gezamenlijk gezag indien de ouder die het verzoek doet (de moeder) op de dag van het verzoek ten minste drie jaren alleen met het gezag over de minderjarige belast is geweest. De rechtbank overweegt dat, in verband met de ziekte van de moeder en de omstandigheid dat zij op korte termijn kan overlijden, het in het belang van de minderjarige te achten is als hij in die situatie in gezinsverband kan blijven leven met de stiefvader en dat dit het beste kan worden gewaarborgd als het verzoek tot gezamenlijk gezag wordt toegewezen. De rechtbank wijzigt het gezag over de minderjarige in die zin dat de vader niet langer met het gezag belast zal zijn en de moeder en de stiefvader gezamenlijk worden belast met het gezag over de minderjarige.

Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BQ9963