3.14.3. Het hof stelt voorop dat de echtscheidingsbeschikking ruim binnen vijf jaar na het huwelijk van partijen door de rechtbank is uitgesproken. Ter zitting in hoger beroep is onweersproken vast komen te staan dat de huwelijkse samenleving van partijen feitelijk drie jaar heeft geduurd. Het hof stelt verder naar aanleiding van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep vast dat het de bedoeling van beide partijen is geweest om de echtscheidingsbeschikking zo spoedig mogelijk en derhalve binnen de termijn van vijf jaar in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand. Het hof overweegt daartoe dat de man ter zitting in hoger beroep heeft gesteld dat de advocaat van de vrouw eerder tijdens een andere mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij op 18 juni 2012 de gemeente [woonplaats] heeft verzocht de echtscheidingsbeschikking in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand. Hoewel dit een kernpunt vormt van het onderhavige hoger beroep heeft de waarnemend advocaat geen toelichting kunnen geven waarom dit verzoek dan pas op 5 juli 2012 door de gemeente [woonplaats] is ontvangen. Integendeel, deze waarnemend advocaat heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat het onaannemelijk is dat een verzoek dat reeds op 18 juni 2012 naar de gemeente [woonplaats] is verzonden, pas op 5 juli 2012 is ontvangen. Ter zitting van het hof heeft de waarnemend advocaat van de vrouw wel aangevoerd dat de advocaat van de vrouw nog heeft aangedrongen op het ondertekenen van een akte van berusting, zodat de echtscheidingsbeschikking zo spoedig mogelijk kon worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het hof leidt hieruit af dat het de bedoeling van partijen was om de echtscheidingsbeschikking binnen de vijfjaarstermijn in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats].
Verder acht het hof het van belang dat de verdiencapaciteit van de vrouw door het huwelijk van partijen niet negatief is beïnvloed, nu onweersproken vast staat dat de arbeids-ongeschiktheid van de vrouw ten gevolge van geestelijke en lichamelijke beperkingen reeds voor het huwelijk van partijen aanwezig was.

3.14.4. Het hof is van oordeel dat voormelde omstandigheden van dien aard zijn, dat limitering van de onderhoudsbijdrage gerechtvaardigd is, nu van de man – onder deze omstandigheden – niet kan worden gevergd dat zijn onderhoudsverplichting 12 jaar voortduurt. Het hof zal daarom de duur van de onderhoudsverplichting van de man bepalen op vijf jaren, zodat deze eindigt op 5 juli 2017. Grief 4 van de man slaagt.

Bron: Rechtspraak.nl – LJN: BZ1939