4.3.1. De rechtbank overweegt dat de hond [hond 3], chipnummer [nummer], onderdeel uitmaakt van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen, zodat de hond gezamenlijk eigendom van partijen is. Partijen hebben beiden verzocht om de hond toebedeeld te krijgen. Partijen hebben beiden gesteld een emotionele band met de hond te hebben. Daarnaast heeft de man nog zijn belang bij de mogelijkheid tot het fokken met de hond aangevoerd.

4.3.2. De rechtbank overweegt allereerst dat in het kader van de belangenafweging naast het belang van partijen het belang van de hond in aanmerking genomen dient te worden. De hond [hond 3] is een van partijen afhankelijk levend wezen voor wiens welzijn partijen als gezamenlijke eigenaren verantwoordelijk zijn.

4.3.3. Verder overweegt de rechtbank dat als onweersproken vast staat dat de hond inmiddels ruim anderhalf jaar bij de ouders van de vrouw verblijft waar de hond goed verzorgd wordt, voldoende ruimte heeft en gelukkig is. Gezien het ras van de hond is ervaring vereist met het omgaan met dit soort honden. De zorg voor de hond kan dan ook niet zomaar aan iedereen worden overgelaten. De ouders van de vrouw hebben jarenlange ervaring met dit speciale type hond. Verder beschikken de ouders van de vrouw over voldoende financiële middelen om de hond de nodige (medische) zorg te geven. De vrouw verblijft bij haar ouders, zodat zij dagelijks contact heeft met de hond. Indien de hond aan de man wordt toegewezen kan de hond gezien de beperkte ruimte niet in de woning van de man verblijven. De hond zal dan weer ondergebracht worden bij de persoon die voorheen ook voor de hond gezorgd heeft. Die persoon is inmiddels uit haar woning gezet vanwege het aantreffen van een hennepplantage en verblijft tijdelijk in een andere woning, zodat de situatie ten aanzien van de toekomstige huisvestingsmogelijkheden en dus de mogelijkheid om de hond bij die persoon onder te brengen onzeker is. Tevens is onzeker of die persoon over voldoende financiële middelen beschikt om de hond de nodige (medische) verzorging te geven gezien het feit dat sprake is van schuldsanering. In het verleden heeft de vrouw regelmatig financieel moeten bijspringen. De vrouw heeft nog aangevoerd dat de man onvoldoende aandacht aan de hond kan geven omdat hij regelmatig in detentie verblijft. De man heeft niet betwist dat hij regelmatig in detentie verblijft en dat binnenkort weer een periode van detentie aan de orde is.

4.3.4. Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat bij toewijzing aan de man anders dan bij toewijzing aan de vrouw een adequate opvang van de hond niet verzekerd is. Tevens zou in geval van toewijzing aan de man de hond (wederom) uit een voor hem veilige en vertrouwde omgeving worden gehaald. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de vrouw en de hond tezamen zwaarder weegt dan het belang van de man. De rechtbank zal de hond [hond 3] aan de vrouw toedelen. Tussen partijen staat vast dat de waarde van de hond op € 1.000,00 kan worden gesteld. De rechtbank zal de vrouw veroordelen tot betaling aan de man van € 500,00 ter zake van overbedeling.

Bron: Rechtspraak.nl – LJN: CA0058